9 maart 2022
Dit interview vond plaats via een videoverbinding; door Janne Punski-Hoogervorst (arts-onderzoeker/promovendus aan Universiteit Haifa)
Mariëtte van Denderen is criminoloog en gepromoveerd op het thema ‘Rouwverwerking na Moord’; een onderzoek naar complexe rouwklachten bij nabestaanden van moordslachtoffers. Sinds 2014 werkt ze als projectleider ‘Slachtofferbewust werken’, senior onderzoeker en coördinator ‘Kunstbeleid’ bij Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag te Groningen. In het kader van dit slachtofferbewust werken is recent een nieuwe cursus geïntroduceerd, gebaseerd op de Japanse kunstvorm Kintsugi.
Je werkt in het FPC bij de Onderzoekslijn Slachtofferbewust Werken. Wat betekent dit voor jou?
De kern van slachtofferbewust werken is dat in een daderinstelling zowel patiënten als hulpverleners zich bewust zijn van de impact van een daad op de nabestaanden, slachtoffers of andere betrokkenen. Ik heb het idee dat als je lang met daders werkt, je gedurende de jaren wellicht minder oog hebt voor de gevolgen van de daad. Andersom denk ik dat als je heel lang met slachtoffers of nabestaanden werkt dat dit je beeldvorming over daders kan beïnvloeden.
Met mijn huidige functie (red: in de forensische psychiatrie) en mijn achtergrond in de slachtoffer hulpverlening probeer ik als het ware een brug te slaan tussen daders en slachtoffers/nabestaanden Je wil dat patiënten en medewerkers in de forensische psychiatrie zich bewust(er) zijn van de impact van een daad op slachtoffers. In de praktijk heb ik hiervoor bijvoorbeeld een richtlijn ontwikkeld voor forensische maatschappelijk werkers, zodat zij in de begeleiding van hun patiënten meer rekening kunnen houden met wensen en behoeften van slachtoffers en nabestaanden. Tevens doe ik onderzoek naar contact tussen daders en slachtoffers.
Een voorbeeld wat ik zelf altijd aansprekend vind, is de informatie op de gezamenlijke website van alle tbs-instellingen in Nederland. Tot voorkort stond daar wel informatie op voor slachtoffers, maar heel kort en weinig empathisch. De nadruk lag erg op wat juist niét kon, bijvoorbeeld in verband met privacywetgeving. Ik ben hier vervolgens vanuit mijn ervaring met slachtoffers mee aan de slag gegaan, en heb de informatie aangepast naar een meer empathisch verhaal, waarin de nadruk ligt op wat slachtoffers wèl kunnen en mogen. (red: zie https://www.tbsnederland.nl/tbs/contact-met-de-tbs-kliniek-of-met-de-da…)
Voor jouw promotieonderzoek volgde je vier jaar lang 330 nabestaanden van moord. Op basis daarvan heb je een therapie onderzocht (red: een combinatie van EMDR en CGT) die hen kan helpen om uit het rouwproces te komen. Wat zijn specifieke dingen die je vanuit je onderzoek hebt meegenomen, en die je nu in het FPC kunt toepassen?
Eigenlijk vooral dat nabestaanden en slachtoffers vaak aangeven: ‘’Denk niet voor ons’’. Binnen de forensische psychiatrie is het makkelijk om te denken dat wanneer een patiënt bijvoorbeeld contact wil met een slachtoffer of nabestaande, dit te spannend is voor het slachtoffer. Of dat het hertraumatiserend is. Het kan ook een lastige vraag voor slachtoffers zijn, maar als je daarom de vraag niet aan het slachtoffer voorlegt, is dat een gemiste kans. Je denkt dan als instelling of hulpverlener voor een ander. Terwijl de persoon in kwestie misschien best behoefte heeft aan contact. Dat is iets waarvan wij binnen slachtofferbewust werken heel duidelijk zeggen: laat het slachtoffer of de nabestaande zelf deze keuze maken, tenzij je echt hele duidelijke aanwijzingen hebt om het niet te doen, zoals bijvoorbeeld in geval van stalking.
Een tweede punt is dat mensen vaak behoefte aan informatie hebben, dat geldt zeker ook voor slachtoffers en nabestaanden. Vaak is veel onduidelijk over hoe de daad precies is gepleegd en wat voor de dader een onderliggend motief was. Slachtoffers of nabestaanden geven hier veelal zelf invulling aan; en is dit niet zo ernstig als de werkelijkheid, dan is het vaak zelfs nog ernstiger. Patiënten binnen de forensische psychiatrie kunnen de vragen van slachtoffers of nabestaanden soms beantwoorden; zij waren er nou eenmaal bij. Daarom doe ik ook onderzoek naar dit contact tussen een dader/patiënt en andere betrokkenen. Daaruit blijkt dat dit contact soms heel waardevol kan zijn, omdat het een stuk informatie kan geven. Soms helpt het als een slachtoffer te horen krijgt dat hij of zij gewoon op de verkeerde plek op de verkeerde tijd was, en de daad niets te maken had met wat hij of zei heeft gezegd of gedaan.
Dit betekent niet dat slachtoffers en nabestaanden altijd met een dader om tafel gaan. Het kan ook betekenen dat er zijdelings contact is, via bijvoorbeeld een forensisch maatschappelijk werker. En dan hoeft het contact ook niet specifiek te gaan over de dader, maar bijvoorbeeld over hoe een tbs-behandeling in elkaar zit. Of wat binnen een forensisch psychiatrisch kader gebeurt. Dit valt allemaal onder slachtofferbewust werken als brug tussen slachtofferhulpverlening en forensische psychiatrie.
Een heel ander thema waar jij je mee bezig houdt, is het kunstbeleid van het FPC. Hoe past dit binnen jouw kader van Slachtofferbewust Werken? Of is dit voor jou een echt een apart thema?
Ik heb ook een kunstopleiding gedaan: daar heb ik jaren heel weinig mee gedaan, maar dat kwam opeens toch weer op mijn pad. Ons gebouw is best kaal en ik denk dat het helpend is om voor patiënten niet alleen te kijken naar de behandelingen, maar ook naar het welzijn en leefklimaat in de bredere zin. Patiënten niet alleen als patiënten benaderen is denk ik helpend. Wanneer de muren beschilderd zijn met natuurtekeningen, denk ik dat dit inspireert om na te denken over het leven buiten de muren van de kliniek. Kunst spreekt het welzijn van de patiënten aan. Daarom hebben we een muurschildering van de natuur laten maken door studenten van Academie Minerva op een beveiligingsmuur.
Inmiddels geven jullie een speciale op Kintsugi (red: een Japanse kunstvorm) gebaseerde cursus . Hoe ben jij zelf bij Kintsugi terecht gekomen?
Voordat we Kintsugi invoerden, waren er al andere vormen van kunsttherapie binnen het FPC. Vaak staan deze therapieën in lijn met een bepaald behandeldoel bij de patiënt, waardoor de therapie ook sterk verschilt tussen de patiënten. De Kintsugi cursus kwam bij ons eigenlijk voort uit de behoefte van patiënten om ruimte te maken voor wat zij zelf hebben meegemaakt. Daarvoor werken we samen met collega’s in Engeland: zij hebben Kintsugi ontwikkeld als cursus voor forensische patiënten. Ik hoorde er veel verhalen over en zo ben ik eigenlijk heel enthousiast geworden. Het sluit mooi aan bij het slachtofferbewust denken en creëren van ruimte voor de vaak verwaarlozende jeugd van de patiënten.
Wat is de betekenis van Kintsugi voor forensisch psychiatrische patiënten?
Kintsugi behelst het maken, breken en herstellen van een klei object met goud lijm. Dat proces staat symbool voor de omgang met nare ervaringen in het leven. In het leven maken mensen ook dingen mee die zorgen voor gekwetstheid of een gevoel van gebrokenheid. De aanname is dat wanneer patiënten eerst stilstaan bij wat bij hèn is overkomen, ze daarna ook makkelijker kunnen reflecteren op het leed dat zij iemand anders hebben aangedaan. Daarnaast blijkt uit bijvoorbeeld dossiers toch dat vrijwel alle patiënten zelf vroeger veel heftige levensgebeurtenissen hebben meegemaakt, zoals mishandeling en uithuisplaatsing. Daar willen we aandacht voor creëren. Kintsugi vindt plaats in een groepssetting. Ons ideaalbeeld is dat daders eerst de Kintsugi cursus doen en daarna doorgaan met de SOS-cursus (red. Spreken over Slachtoffers, Schuld en Samenleving), een cursus om patiënten bewust te maken van de impact van hun daad op het slachtoffer en diens omgeving. Hierdoor zouden ze eerst stilstaan bij hun eigen leed en daarna bij het leed van een ander. Het zijn wel echt twee aparte cursussen, dus uiteindelijk is het ieders vrije keus om voor één of beide cursussen te kiezen. Patiënten zijn op zich wel gewend om af en toe dingen te doen met andere patiënten, dus wat dat betreft, is de drempel om aan een groepscursus mee te doen misschien niet zo aanwezig. Het is ook niet dat echt een kunstwerk wordt gemaakt bij Kintsugi; het is meer dat we echt met klei iets gaan maken, dat kapot gooien en dan weer herstellen met goudlijm. Terwijl we dit doen, praten we over thema’s zoals acceptatie en compassie. Het uiteindelijke idee is dat we allemaal scherven in ons hebben van nare ervaringen, maar dat we ons hier niet voor hoeven te schamen. Soms maken deze scherven ons juist sterker.
Wat zijn mooie of juist erg verrassende momenten die jou vanuit het geven van de cursus binnen het FPC zijn bijgebleven?
Ik vind met name de gelijkwaardigheid in de cursus tussen patiënten en medewerkers heel mooi. Dit speelt een grote rol, waar we verschillende dingen ook bewust voor doen of laten. Medewerkers kleien en delen ook iets over hun eigen leven. Daarbij doen ze de medewerkerspas, die we binnen de FPC altijd dragen, af. Ook kijken we of we om en om medewerkers en patiënten op de stoelen kunnen laten plaatsnemen. Patiënten zeggen die gelijkwaardigheid ook echt te ervaren. Dat geven ze aan, bijvoorbeeld: ‘’omdat jullie zo open zijn, kunnen wij dat ook zijn’’. Dat is nou juist ook de filosofie achter Kintsugi: we zijn allemaal mensen en ieder heeft zijn of haar kwetsbaarheden. Ik vond het heel bijzonder dat we door op verschillende wijzen die gelijkwaardigheid te benadrukken dat echt gevoeld wordt. En dat het voor patiënten helpend is. Met name in de context van een tbs-instelling, waar patiënten weinig zelf in de hand hebben en veel voor hen wordt bepaald, is die gelijkwaardigheid en menselijkheid in een cursus zo belangrijk.
Wat verder interessant is, is dat we tijdens de Kintsugi uitspraken doen over de klei. Maar eigenlijk zeggen zulke uitspraken ook iets over hun copingstijl in het leven. We zagen bijvoorbeeld dat één patiënt al oneffenheden aanbracht in zijn kleiwerk, zodat het daarna makkelijker zou breken. Hij was dus eigenlijk op dag één al bezig met het vallen van het kleiobject op dag vijf. Dan bespreek je of dit iets is wat hij in het dagelijks leven ook herkent; dat hij dingen graag in de hand wil houden en wil controleren. Dat was inderdaad zo.
Wat zie jij als verdere mogelijkheden van de Kintsugi cursus? Wellicht iets om breder in te zetten binnen het psychotraumaveld?
Er is op dit moment nog heel weinig wetenschappelijk onderzoek naar Kintsugi, daarom doen wij hier samen met onze collega’s in Engeland onderzoek naar. Her en der hoor je wel eens dat Kintsugi wordt gedaan, bijvoorbeeld bij iemand die traumatische rouw ervaart. Ik denk dat Kintsugi ècht van toegevoegde waarde kan zijn, voor heel veel mensen. Zeker bijvoorbeeld voor mensen die trauma ervaren, maar ook voor mensen die geen psychische klachten hebben. Iedereen heeft wel zijn of haar problemen, en dat maak je met Kintsugi zo mooi bespreekbaar. Ik denk dat het een hele heldere en toegankelijke wijze is, dus ik hoop ook dat het uiteindelijk breder wordt uitgerold. Wat ik ook interessant vind is dat iedereen iets van klei maakt wat bij hem of haar past; het kan namelijk van alles zijn. Je kunt dus echt een verhaal dat in je hoofd zit vatten in klei, daardoor ontstaat er een soort afstand naar het verhaal.
Welk advies zou je vanuit jouw expertise mee willen geven aan psychotraumatherapeuten en onze NtVP-leden?
Aan psychotraumatherapeuten en NtVP-leden zou ik willen meegeven om eens te overwegen of Kintsugi ook iets is voor zijn of haar patiënt/client. Wellicht is het een laagdrempelige manier om over bepaalde gebeurtenissen te praten.
Daarnaast leven we in een tijd waarin mensen geen fouten willen maken, maar alles perfect willen doen. Het beeld wat we soms aan anderen afgeven is dat het inderdaad perfect is. Ik denk dat iedereen er baat bij zou hebben als mensen daarvan terug zouden komen. Dingen zijn niet altijd perfect, en dat hoeft ook helemaal niet. Je mag ervaringen hebben die vervelend zijn en daar mag je over praten. Het zou fijn zijn als deze onderliggende filosofie van Kintsugi meer uitgedragen zal worden in de maatschappij.
Een video interview met Mariëtten over Kintsugi is te bekijken via YouTube: https://www.youtube.com/watch?v=Vi7uTzerUWk
Een eerder interview van Mariëtte en haar collega (klinisch psycholoog en projectleider) Leida Feringa is ook te lezen via TBS Nederland: https://www.tbsnederland.nl/media/5191/interview-slachtoffer-dader-contact.pdf
Meer in deze nieuwsbrief
Alle nieuwsbrieven9 maart 2022
“Verdachten lijken door een gesprek met het slachtoffer meer inzicht te krijgen in het eigen handelen” - Interview met Jiska Jonas van Dijk
Door Iris van Dijk (promovenda bij Universiteit Utrecht)
9 maart 2022
'Wat je in de onderzoekscijfers niet terugziet, zijn de verhalen van de gezinnen’ - Interview met Marthe Egberts
Door Chris Hoeboer
Lees meer
9 maart 2022
Boekentips maart 2022
Binnen de NtVP lezen we veel boeken. Deze keer hebben we weer drie interessante boeken uitgekozen en er een korte recensie over geschreven: Bevrijd van Leo van Bergen, Trauma en ouderschap van Marjo Ruismäki en Wat je van bloed weet van Philip Huff.
Bevrijd. Het concentratiekampsyndroom en de LSD-behandeling van Jan Bastiaans
Lees meer
Bevrijd. Het concentratiekampsyndroom en de LSD-behandeling van Jan Bastiaans
9 maart 2022
ESTSS Winter webinar series gratis terug te kijken
ESTSS organiseerde de gratis Winter Webinar Series over uitdagingen, kwaliteit en innovatie in de psychotraumatologie. De webinars werden goed bezocht en kregen veel belangstelling.
De webinar-opnames zijn tot eind dit jaar beschikbaar voor alle ESTSS-leden.
9 maart 2022
Lezingen ALV: Gefaseerde versus traumabehandeling bij complexe PTSS
Door Leanne van Est
Op 27 januari 2022 hebben er tijdens onze ALV weer 2 lezingen plaatsgevonden. De lezingen gingen over gefaseerde versus traumabehandeling bij complexe PTSS.
9 maart 2022
Accreditatie van trainingen voor nuldelijnsondersteuning en eerste opvang
Zeker in deze tijden is het belangrijk onderscheid te maken. Om de kwaliteit van uw training in opvang na schokkende gebeurtenissen of nuldelijnsondersteuning onafhankelijk te laten beoordelen en te erkennen, kunnen deze trainingen weer worden geaccrediteerd door de NtVP.