6 oktober 2025
Door Greta Piwanski & Ruth van der Hallen
Heb je de lezing gemist? Als NtVP lid kun je alle lezingen terugkijken in de Mediatheek. Nog geen lid? Schrijf je dan hier in!
Op woensdagavond 1 oktober deelden Dr. Chris Hoeboer en Dr. Rianne de Kleine hun kennis over exposuretherapie bij PTSS tijdens een NtVP webinar.
Dr. Chris Hoeboer liet aan de hand van verschillende onderzoeken zien dat exposure voor het merendeel van mensen met PTSS effectief is: Bij ongeveer 60% is er sprake van een verlies van diagnose en ongeveer 75% tonen een afname van PTSS symptomen. Exposure blijkt ook goed te werken bij mensen met complexe PTSS, eerdere behandelpogingen en comorbide persoonlijkheidsstoornissen, zo legt hij uit. Toch wordt in Nederland in de praktijk vaker EMDR toegepast dan prolonged exposure, terwijl beide behandelingen in gelijke mate in de Nederlandse PTSS behandelrichtlijnen worden aanbevolen. Uit polls tijdens het webinar bleek dat veel therapeuten zelf een voorkeur hebben voor EMDR en denken dat hun patiënten die voorkeur delen. Onderzoek uit Duitsland wijst echter erop dat patiënten zelf vaak de voorkeur geven aan exposure. Hoeboer benadrukte daarom het belang van “shared decision making”: Bespreek altijd de beschikbare behandelmogelijkheden en de voorkeuren van de patiënt, en maak samen een passende keuze.
Dr. Rianne de Kleine gaf een wetenschappelijke verdieping over hoe exposuretherapie effectief kan worden toegepast en mogelijk verder geoptimaliseerd kan worden. Ze legde uit dat er inmiddels verschillende theorieën over de werkingsmechanismen van exposuretherapie bestaan. Zoals bijvoorbeeld de inhibitory learning theory (ILT) die benadrukt dat exposure niet alleen draait om angstvermindering door habituatie, maar vooral om het aanleren van nieuwe, veilige associaties. Ze besprak verschillende experimentele studies naar technieken zoals “vary it up” (het aanbrengen van meer variatie in stimuli en context tijdens exposure) en het benadrukken van “expectancy violation” (de realisatie dat het gevreesde niet gebeurt bij voorafgaande negatieve verwachtingen). De tweede methode bleek effectief in het corrigeren van angstgerelateerde verwachtingen bij patiënten, maar leverde geen extra afname van PTSS klachten op vergeleken met standaard exposure. Haar kernboodschap: Exposure werkt, maar we hebben nog geen baanbrekende aanpassing gevonden die de effectiviteit verder optimaliseert. Het is belangrijk om patiënten goed uit te leggen wat exposure inhoudt, de behandeling gestructureerd op te zetten en een veilige setting te creëren, voldoende herhaling in te bouwen en samen stil te staan bij de leerervaring en cognitieve veranderingen (bijvoorbeeld door het gebruiken van instrumenten zoals de PTCI of TAPS; Nederlandse versie van de TAPS verkrijgbaar bij Rianne). Angst hoort er ook erbij, ga het als behandelaar niet uit de weg, maar neem de patiënt hierin mee.
Hoeboer en De Kleine concludeerden beiden dat exposuretherapie een bewezen effectieve behandeling voor PTSS is, maar dat deze in de praktijk in Nederland (nog) niet in verhouding tot de resultaten wordt toegepast. Heldere voorlichting, keuzevrijheid en het serieus nemen van patiëntvoorkeuren zijn cruciaal om de behandelpraktijk dichter bij de richtlijn te brengen.